Start laagdrempelig met antivirale middelen bij een opgenomen patiënt met een influenza infectie als er een verhoogd risico is op complicaties.

Patiënten met een verhoogd risico op complicaties zijn:

• Patiënten met ernstig gestoorde hart- of longfunctie waarbij een grote kans bestaat op decompensatie
• Patiënten met Diabetes Mellitus
• Patiënten met ernstig nier- of leverfalen (nierfalen: GFR kleiner dan 30)
• Patiënten met een gestoord immuunsysteem, bij voorbeeld ten gevolge van een HIV infectie, chemotherapie of behandeling met immunosuppressieve middelen
• Zwangere patiënten (met name in het derde trimester van de zwangerschap)
• Patiënten met influenza met een ongewoon ernstig beloop, waaronder in elk geval patiënten opgenomen op een Intensive Care afdeling en patiënten met een ernstige virale pneumonie.

Overweeg daarnaast ook behandeling met antivirale middelen bij patiënten opgenomen vanwege een influenza infectie zonder de genoemde risicofactoren.

Indien opgenomen op IC met een pneumonie door influenza en respiratoire insufficiëntie (hypoxisch falen) waarvoor intubatie of bij onbegrepen respiratoire achteruitgang waarvoor intubatie: verricht longspoelsel voor aspergillus antigeen test en start voriconazol monotherapie in afwachting van de uitslag. Indien positief start dubbeltherapie conform Aspergillose - invasief, onbekende azol-gevoeligheid. Bij een negatieve testuitslag wordt voriconazol gestopt. Indien een longspoelsel niet mogelijk is start antifungale therapie en verricht een aspergillus antigeentest in serum. Totale behandelduur is 4-6 weken. Dit kan naar beneden worden bijgesteld indien snelle klinische verbetering.